De gezongen Schriftlezing
door Tjeerd van der Ploeg
In den beginne was het Woord, en het Woord was toon.
Zo zou men, parafraserend op een bekende bijbeltekst, de vroegste
vorm van kerkmuziek kunnen aanduiden.
Liturgie en zang zijn van meet af aan met elkaar verbonden geweest.
De eerste Christenen waren Joden. Het is dan ook niet verwonderlijk
dat de kerk zijn wortels heeft liggen in de synagoge. De Schrift werd in
de synagoge gezongen. Er werd improviserend gezongen, gebruik makend van
toonpatronen.
Door de melodiewending werd de tekst expressie verleend.
Zo kon bij accentuering de melodie stijgen of worden versierd.
De melodie stond in dienst van de tekst.
Woord en toon was een tweeëenheid.
Het gesproken woord bestond niet binnen de liturgie.
Prof. Anton Vernooij (liturgiedocent in Tilburg) gaat zelfs zover
dat hij het spreken ziet als een afgeleide van het zingen, een voor ons
moeilijk voorstelbare stelling!
In de ontwikkeling van de Westerse kerkmuziek heeft de tweeenheid
woord-toon stand gehouden tot in de negende eeuw.
Daarna ontwikkelt zich de meerstemmigheid en gaat de muziek een
eigen leven leiden. Muzikale wetmatigheden gaan de tekst overwoekeren.
We gaan nog even terug naar het prille begin van de kerkmuziek.
Wanneer Keizer Constantijn in het jaar 313 het Edikt van Milaan
uitvaardigt breekt er voor de kerk een bloeiperiode aan. Het tot die
tijd verboden Christendom wordt vanaf dat moment staatsgodsdienst.
En wanneer enkele decennia later (eind 4de eeuw) het Latijn het
Grieks als kerktaal verdringt, krijgt het volk gaandeweg meer deel aan
de liturgie door het zingen van korte acclamaties als Amen, Alleluia,
Hosanna.
Het Latijn, voor ons een oude, vreemde taal, was de volkstaal in
Noord Italië.
Het gregoriaans (genoemd naar Paus Gregorius 604+) is de verzamelnaam
van heel het eenstemmig, onbegeleid gezongen repertoire van de kerk.
Het gregoriaans is een in wezen mondeling overgeleverd repertoire.
Het schrift had zich nog niet ontwikkeld en evenmin had men een
systeem ontwikkeld om toonduur en toonhoogte weer te geven.
Het eerste dat werd opgeschreven waren de teksten.
In de achtste eeuw vinden we de eerste neumennotaties.
Neumen zijn tekentjes die boven de tekst werden geplaatst en die
dienden als geheugensteun voor de zanger om het ritme aan te duiden.
De tekentjes zijn afkomstig uit de Griekse grammatica en kennen we
nu nog in onze taal, bijvoorbeeld:
accent aigu, accent grave en accent circonflexe.
Er zijn nog talloze andere tekens met ingewikkelde namen die je pas
na lange studie leert begrijpen.
Ze bieden geen houvast omtrent de toonhoogte. De toonhoogte was uit
overlevering wel bekend en werd, behoudens enkele late handschriften,
niet opgeschreven.
Ze bieden voornamelijk houvast omtrent het ritme.
Het gregoriaans omvat vele genres zoals liturgische recitatieven,
litanieën, mis- en officiegezangen, diverse vormen van psalmodie en
gezangen in strofevorm zoals de hymne en sequentia.
Onder liturgische recitatieven verstaan we de gezongen lezingen en
gebeden. Het reciteren of cantileren (= zingen op verhoogde toon) is de
oudste en meest basale vorm van tekstvoordracht.
De tekst wordt in beginsel op één toonhoogte gezongen. Ter
onderstreping van interpunktie, accentuering of cadensering wordt
gewisseld met een toon hoger of lager. De voordracht wordt bepaald door
het tekstritme.
Deze manier van zingen vormt de voedingsbodem voor de ontwikkeling
van het gehele gregoriaanse repertoire tot in haar meest ingewikkelde
vormen.
Deze ontwikkeling is heel geleidelijk verlopen.
In de Paasnachtliturgie, de oudste liturgie die we kennen, werden de
lezingen gecantileerd (= op verhoogde toon gezongen) door de lector.
Naar verloop van tijd kreeg de lector een cantor naast zich en werden de
gezongen voordracht steeds meer versierd. Liedteksten kwamen als eerste
in aanmerking voor uitbundige melodische versiering. In bijvoorbeeld
Exodus 15 vinden we het lied van Mozes aan de Schelfzee. Dit is een van
de vele Oud-Testamentische Cantica die werden gezongen. Het zingen van
deze liedteksten in de kerk is zelfs nog ouder dan het zingen van de
psalmen. Naast uitbundige versieringen treffen we in deze gezangen nog
reciteerformules aan die een indicatie zijn dat deze gezangen voortkomen
uit de lezing en ze maakten er nog deel van uit ook.
De Cantica werden oorspronkelijk niet door een koor maar solistisch
gezongen. Het volk luisterde actief.
Ook de psalmen werden gerekend tot de lezing.
De traditie van het cantileren van de psalmen komt van de Egyptische
woestijnmonniken (vierde eeuw). De monastieke (=kloosterlijke) traditie
van het psalmzingen kreeg op den duur invloed op de kathedrale
(=kerkelijke) liturgie en werd daar in opgenomen.
Zoals in het begin van dit artikel al even werd aangeduid is de
voordracht van de lezing onderworpen aan bepaalde regels.
Melodische wendingen bij diverse interpunkties liggen vast; de
(ervaren) toehoorder is duidelijk hoe door middel van de diverse
wendingen de zinsbouw verloopt.
Wat hebben wij binnen onze reformatorische liturgie aan deze kennis?
Wat kunnen we leren van deze ontwikkeling?
Waarom werd/wordt de Schrift lezend gezongen?
De liturgie van de oude kerk was een heel andere dan de onze.
Maar er zijn veel raakvlakken.
De twee centra binnen de liturgie van weleer `Woord en Sacrament'
zijn dat nog steeds.
Een groot verschil is vooral de invulling en karakter van de
liturgie.
De Romeinse liturgie is sacraal en ritueel. Dit schept voor de één
afstand terwijl het voor de ander de liturgie uit de alledaagse sfeer
haalt. Maar overwegingen die vandaag de dag een rol spelen zoals
persoonlijke beleving van de liturgie en kwesties als smaak speelden
vanouds totaal geen rol.
De plechtige omgang met en benadering van de liturgie is voor de
één afstotend terwijl het voor de ander de ontmoeting met God kan
bevorderen.
Het is niet de lector die centraal staat, hij of zij staat in dienst
van Het Woord, het Woord dat God tot de gemeente c.q. het volk richt.
Het zingen voorkomt dat er een te grote mate van interpretatie in de
lezing doorklinkt, het gezongen woord is objectiever dan het gelezene.
Een bijkomend voordeel van zingen is een betere verstaanbaarheid,
zingen draagt verder dan spreken.
Het zingen van de Schrift is binnen de R.K. traditie samen met het
gregoriaans na Vaticanum II (1970) op een zijspoor gerangeerd.
In plechtige gregoriaanse missen wordt op hoogfeesten de lezing nog
weleens gezongen, maar dit is lang overal geen praktijk meer.
In de Reformatorische traditie wordt het zingen van de Schrift
afgeschilderd als `Roomsch'.
Binnen de Reformata staat het Woord centraal en niet de toon.
De mogelijkheid de tekst boven het alledaagse van de spreektaal uit
te tillen en meer expressie te verlenen is daarmee enigszins belast met
vooroordelen.
Het overbrengen van traditionele toonformules op de volkstaal is een
mogelijkheid maar kan wat karikaturaal aandoen.
De volkstaal, in ons geval het Nederlands, heeft nu eenmaal een
andere klank dan het Latijn.
Zijn er geen andere manieren om de Schrift in de volkstaal te zingen?
Er zijn vele voorbeelden uit de muziekliteratuur waar de Schrift
getoonzet is.
Te denken valt aan het Schriftmotet, één- of meerstemmig
gecomponeerd. Het volk kan eventueel door middel van een refrein meedoen
aan de tekstvoordracht.
Men kan de tekst deels lezen en zingen al of niet in rollenspel.
Een traditie die ook al enkele eeuwen bestaansrecht heeft is de
liedvorm.
In berijmde vorm kan het Schriftlied functioneren als antwoordzang
op de lezing of als lezing zelf.
In de Paasnacht wordt omwille van de afwisseling de Schrift gelezen
èn gezongen in de ons vertrouwde liedvorm.
Het zingen van en rond de Schrift is een centraal punt van de
Eredienst. Het heeft een andere status dan de zogenaamde
begeleidingsgezangen zoals Introitus (=Intrede), Offertorium (=zang bij
het aandragen van de gaven) en Communio (=zang bij rondgaan van brood en
wijn).
Deze gezangen zijn veel later in de liturgie opgenomen.
Hoe men het Woord Gods ook ten gehore wil brengen, een creatieve
houding van de kerkmusici is van belang om de Tale Kanaäns levend te
houden.
Dit artikel heeft eerder (juni 1999) gestaan in `Summa', tijdschrift
voor theologie aan de Universiteit van Amsterdam.
Het werd voor plaatsing in Karavaan enigszins aangepast.
|